mercredi 22 juillet 2009

Hollands vuur


Er gaat een vuur
een rode lijn
vanaf Perk, Kloos
via Marsman en Slauerhoff
tot aan Reve
een gouden draad

hier weer opgenomen
een samenspannend verzet
het eeuwig heerlijke
in de polders, boezems en sloten
voorgoed gestort
een nieuw oud woord
nog niet eerder gehoord
enzovoort


o, veel moet er nog geschreven worden
over zon in ziel

harten verblijden waar zij verdorden
onder buis en kiel

in rijm, ritme en dronkenschap
een groot Hollands gedicht
geschreven zonder geschrap
als overwinnend vergezicht


pen's vers zou starten met Sint Sura
en vertellen over haar wonderput

haar aanroepen, verhalen haar saga
uitweiden over haar kracht en nut

dat wonderputje, hoewel vernietigd door de geuzen
stroomt nog immer in Dordtjes grond
zij die eruit drinken worden terstond tot reuzen
als zwaluwen tollen zij dronken rond

slechts woorden in Eden geschreven
worden hier bedreven
wachtwoord
paswoord

maar wie wil nog een andere stem horen ?
wie danst er nog door de lanen ?
wie wil zich nog uit 't beton losboren
klapwieken en zingen met de zwanen ?


onzichtbare vogels vliegen in ons
de ziel is groter dan haar naam
zachter dan mos of dan dons
dieper dan diep haar vaam

wij gaan de gelukkige uren verlengen
poëtische schok
golf, verzengen
en bloc

een stroom, een vloed van gloed
door de eeuwen bespaard
eis van de geest, zwaard
zaad van het woord, zweet, bloed


dat niet kan vergaan
een Hollandse brand

naar Rembrandt
gouden gloed, traan


zonnedrift bij Vincent
vervulling der cosmos
per doek, in woord en prent
van alle zwaarte los

och, waarom toch leven
als de goede woorden
ons niet meer worden gegeven
enkel 't gevloek van moorden

't zijn geen loze beweringen
geen sprake van wanne balen
wat dichters wieken malen
schone kracht hun bezweringen

het woord is den beginne
en strekt zich uit tot het laatst
het woord komt uit de minne
wanneer hemel tegen aarde kaatst 

"och !" sprak Sura in de nacht
"tenzij gij uw middelpunt hervindt
de draad die de Batavieren verbindt
blijft de Berderver bij u aan de macht

zolang gij uw woord kwijt bent
centrum van uw heiligheid
brandpunt van uw heerlijkheid
wijkt de Bedrieger voor geen cent

pas als gij zon terugbrengt in uw zielen
zal hij u eerbiedigen en eren
uw wonden zalven en uw zweren
ja zelfs voor u buigen en nederknielen

zoniet dan is het met u gedaan
en zijt gij als volk verdwenen

dan valt er ook weinig te bewenen
het land was toch al ondergegaan

maak, dichter, van mijn oord
een opening, een voord
in het slijk, op het gruis
herbouw mijn heilig huis

wees moedig, wees vrij
ik, Sura, sta je nabij
geen pijl die je treffen kan
och, wees me een échte man !

je overwinning staat al vast
voordat de strijd nog moet beginnen
de buit is al binnen
nog voor de last

maak de tongen los met mijn woord
stort mijn zon uit over de wijde weiden
ge zult de fluwelen polders ermee verblijden
zielen verlossen van vloek, doem en moord

verbrijzel toch het juk
gooi weg de zelfgewrochte toom
in een stroom
van lust en geluk

breng de klanken weer tot rinkelen
laat ze dansen, de woorden
op snaren in machtige akkoorden
gelijk de talloze sterren twinkelen

och dichter, wees mijn stem
breng mijn woorden naar de polders
waai over de daken ruk aan de bolders
gebruik mijn adem zonder rem"

haar gebiedende wijs klonk zacht
'k kon m'n oren niet geloven
zoals zij dwingend sprak van boven
woorden gaf aan haar macht

"je brengt me tot koken
je brengt me tot rust






wanneer uw pen me kust
wanneer u streelt mijn loken

o dichter, alles is muziek
wij tollen in ons eigen lichaam
als sterren rond allen tezaam
in de wervel van een totaal lied

van smaak, geur, kleur, klank en genot
diep in ons lijf aan de oppervlakte
gelijk aan Hem die ons bakte
in het geheim van Zijn grot

dat in ons huist ook
dat raadselachtig moeiteloze vuur
in de noen van ons hart, in de roes van ons uur
van ons wezen de kostelijke rook

mijn zon is uw bron
uw adem mijn geest
o dichter wees een feest
van mijn licht de horizon


zwaluw, meeuw, vlinder !
slang, leeuw, draak
dolfijn, hinde, kinder
o dichter, verricht uw taak !

laat de holle lijken ratelen en reutelen
de beunhazen tiepelen en beuzelen
zifters veuzelen pielepielen en teuteren
prutselen frutsen en kneuteren

uw pen is mijn mond
die spreekt door de hemel
die lacht met de grond
waarin ik wemel

laat de teugels niet vieren
bedrieg de Vijand met uw haak
ieder schot is raak, mijn wraak
is al kraak voor de pieren

ach, geef geen acht
hoe hoog of laag hun zee ook gaat
ik, Sura, hou de wacht
zoals zon onverstoorbaar aan de hemel staat

haal de wereld die eraan komt binnen
o dichter, verbreedt uw pen
spreek over weelde en van minnen
laat maar zien wie ik ben !

gesel de woorden, doe ze schreeuwen
vuur mijn donders af
voer hen dronken als meeuwen
paf ! als musjes zo maf !

ik, Sura, ik zal je steunen
geen moment verlies ik je uit 't oog
tussen ons gaat een boog
op mij kun je rustig leunen

gooi mijn knuppel in het hoenderhok
schop die mierenhoop omver
steek de dijken door her en der
der dulle tijd breek de klok

de wateren zullen naar u luisteren
slijk en aarde aan u gehoorzamen
wind zal in uw oren fluisteren
wat vuur u zal beamen

de overwinning ligt al in uw wezen
de nieuwe hemel en de nieuwe aarde
laten zich in uw woorden al lezen
als rozen in een stralende gaarde





zie je mij daar zitten, in het midden
zie je me er dansen, glimlachen, geuren ?
op regenbogen van ongekende kleuren
die voor ons zorgen, streven en bidden ?

kom, kus mij
nodig me uit voor een dans
voer me dronken gans
breng mij zon voorbij

steek het vuur aan jongen
neem bezit van je buit
blaas met heel je longen
steek de lont in het kruit

en waai als een zachte lentebries
welkom na een barre winter lang
over 't riet en het vogelengezang
van Neêrlands verenigde provincies





















wentel de wereld die er aan
komt met uw wieken binnen
doordringen en winnen
's lands dagelijks bestaan

tot aan de dieren die weer spreken kunnen
ja tot aan de zwaartekracht die anders wordt
een bries, duisternissen die verdunnen
van Appingedam tot aan voorbij Dordt

de woorden hervinden hun macht
voor de levenden frisse kracht
waarheid en pracht
een vloed, zoet en zacht

die alles weer recht zal zetten
wat schots en scheef was komen te staan
volgens de hoogste minnewetten
o dichter van zon en maan

met mij is de kogel door de kerk
ergens moet er toch een begin zijn
vooruit dan, drink mijn wijn
drenk ermee dit aardse perk

besproei de landen, bestuif de steden
wees gul met mijn drank
zet de kaden onder water en de reden
met mijn geklingel en geklank

iets nieuws, iets schoons
nieuwe, nieuwe tijden
andere dochters andere zoons
die onze harten verblijden













put mijn wezen uit 
maak me broos
bespeel uw luit
maak me sprakeloos !

ik verlang naar uw armen
naar uw sterke tong en handen
naar uw lippen vol erbarmen
die mij in de hemel doen belanden

o dichter sla toch mijn maat
met eiken, wolken en beuken
strijk glad de littekens, de deuken
in de polder, op het plein, de straat

het oude is gedaan
het nieuwe is gekomen
wie kan het paradijs weerstaan
op de stromen van uw dromen

werp deze zandkorrel in de machine
van het weergase systeem
doof de dekselse doctrine
uit in hoofd, huis en heem

in de harten, in de geesten
keer om 't getij met dit woord
kom, laat ons feesten
de Tuin terugvoeren in Hollands oord




















verklaart men je gek ?
geef geen krimp - gooit
men met drek ?
je raken zullen ze nooit

één woord van u
brengt de leeuwen tot brullen
grommen van genoegen, smullen
sap van de beste cru

doet de zwaluwen flitsen dollen
maakt 't zwerk drupdronken
doet de sterren knallen spatten ronken
knipperen buitelen tollen

één plus twee
plus drie plus vier
geeft tien, puur plezier
weelde, lust, vreê

het heilig heerlijke
teruggebracht in het merg van de pijpen
herwonnen, hersteld de begeerlijke
kracht in 's lands ontelbare zijpen

boezems buizen sloten
grachten geulen plassen
sluizen spuigaten goten
bronnen beekjes moerassen

veen grind akker wei
bos berg heuvel lei
wad zand duin
veld rots tuin

doordrongen van het enig nodige
naar boven verheven
ontlast van al 't overbodige
terug naar hemel nr. zeven

jouw woorden, mijn geest rijst
zwelt wast spant bloeit tiert in stilte
en, onweerstaanbaar, verdrijft de kilte
't land uit dat van vreugde krijst

hoe je 't ook zult aanpakken
welke weg je stem ook moge gaan
vast voor jou zal de overwinning staan
niemand die jou kan krakken

laat je tanden zien
en je handen strelen
laat pen bevelen
en lachen bovendien

wie kan jou iets maken ?
mijn zon stroomt uit je mond
van mijn vuur ben jij de lont
je bent niet te raken

jouw pen kan alles aan
allerwegen gaan haar wielen
geen rem hindert uw hielen
o dichter, vrijheid, vreugde voortaan !"